Hague Road Runners

In de spo(r)tlight bij The Royal Ten: Rob Krahmer

Voor de rubriek The Royal Ten schuif ik deze keer aan bij HRR-lid Rob Krahmer, een van de grondleggers van The Royal Ten. Al zal hij dat niet snel over zichzelf zeggen. Na de editie in 2019 vond hij het tijd om het stokje over te dragen. We zoomen in op de lange carrière van Rob bij The Hague Road Runners en The Royal Ten.

Hoe lang ben je al lid van The Hague Road Runners en wat heb je allemaal gedaan binnen de club?

Rob KrahmerIn het tweede jaar na de oprichting van HRR ben ik lid geworden. Ik heb in het oprichtingsbestuur van de Club van 100 gezeten, ik was de eerste voorzitter van de barcommissie en ik ben ook trainer geweest. Bij The Royal Ten was ik voorzitter en was ik verantwoordelijk voor het start-finishgebied.

Ik kan beter vragen wat je niet hebt gedaan bij HRR, die lijst is een stuk korter zeker?

Haha! Eigenlijk wel ja. En ik deed het ook altijd met veel plezier. In die begintijd was The Hague Road Runners een kleine hechte club mensen die onwijs veel voor elkaar deden. We zaten toen nog in een kraakpandje en ik deed daar het beheer van de kantine. Dus ik lag meestal twee keer per week onder een koelkast om die te repareren, want we hadden geen geld om dat te laten doen.
Jammer genoeg zijn veel mensen uit die begintijd geen lid meer, ze zijn over het hele land verspreid. Maar ik kijk met veel plezier terug op die beginperiode van de club.
Zo herinner ik me nog dat ik gebeld werd door Ben Hermans die zei: “Ja jongens, we gaan ergens wat slopen. Maar dat is doodzonde, want er staat een hele mooie bar daar. Maar die moeten we dan ’s nachts weghalen”. Nou, dan gingen we met een man of 10 daar die bar eruit slopen, die werd dan met auto’s naar de Doorniksestraat gebracht en daar bouwden we de bar weer op.

En hoe ben je bij The Royal Ten terechtgekomen?

Ik heb me altijd beziggehouden met de andere HRR-lopen. Je had de Babylon Loop en The Hague Ten Miles bij de Houtrusthallen. Die laatste was spectaculair, want we moesten ’s nachts een pontonbrug over het parcours bouwen in de hal.
Je had namelijk de atletiekhal, waar de finish was. Wij waren een van de weinige hardloopwedstrijden waarbij dat zo was, er kwamen zelfs mensen speciaal uit Engeland omdat die het zo uniek vonden dat je finishte in die hal. En je had ook nog een andere hal waar eigenlijk alles gebeurde: omkleden, kraampjes, etc. Het parcours ging daar dwars doorheen. We moesten dus een brug over het parcours bouwen. Een keer kon de bouwer door ontbrekende onderdelen de brug niet afmaken. Ik heb toen Ben Hermans gebeld, die op dat moment een liefdadigheidsdiner had. Ben kwam in zijn nette pak met jacquet ’s nachts langs om de nodige spullen te brengen.

Vergadering blokhoofden Royal 10

Uiteindelijk bleek de organisatie van twee hardloopwedstrijden een te grote impact op de vereniging te hebben, dus hebben we het gegroepeerd naar één loop: The Royal Ten. Ik ben daar zonder nadenken in gedoken. Stiekem was dat ook wel de leukste tijd. Er waren nog heel veel nieuwe uitdagingen. Om zo’n start-finishgebied helemaal van nul af aan op te bouwen, en te kijken waar de mogelijkheden én moeilijkheden liggen, dat vond ik het allermooiste. En we hadden ook een hele leuke groep mensen die meehielp. Dat maakte het natuurlijk nog leuker.

Met die leuke groep bedoel je ook de vrijwilligers van het start-finishgebied. Hoe belangrijk zijn vrijwilligers voor The Royal Ten?

De club en de leden zijn het allerbelangrijkste. Je hebt tussen 150 en 200 mensen nodig op zo’n dag. We kunnen echt trots zijn op onze HRR. We hebben het bereik, de exposure en de basis om zelf hardloopwedstrijden te organiseren. Je ziet het bij Sparta of Haag Atletiek. Zij kunnen geen wedstrijden meer met eigen leden organiseren. Dus besteden zij dat uit. Laten we met elkaar de Royal Ten vasthouden!

Hoe los je het tekort aan vrijwilligers op?

Je moet mensen vragen en aandacht aan ze besteden. De leuke dingen van zo’n wedstrijd en de organisatie ervan laten zien. Ja, er zijn ook nadelen, soms is het gewoon hard werken. Maar er zijn vooral heel veel gezellige dingen aan zo’n dag. Met elkaar maak je er steeds een hele leuke dag van.

En hoe zorg je daarvoor? Hoe deed jij dat?

Door goed, aardig en begripvol te zijn voor je vrijwilligers! We zorgen voor een natje en droogje. En als iemand bijvoorbeeld wel wil helpen, maar last heeft van zijn rug, dan laat je iemand geen hekken sjouwen, maar geef je hem iets anders. Als je gewoon vrolijk, vriendelijk en aardig tegen je mensen bent dan zijn zij dat vanzelf ook.
Eigenlijk had ik nooit moeite om vrijwilligers te vinden voor het start-finishgebied. Het was een vaste club, die vaak ver van tevoren naar mij toe kwam om te vragen wanneer ze zich weer moesten melden. Neem nou supervrijwilliger Ton Toet, die wilde eigenlijk al tien keer met ‘pensioen gaan’ van The Royal Ten. Dan zei hij: “Oh, jij blijft? Dan blijf ik ook!”

Wat zijn je leukste herinneringen aan The Royal Ten?

Wat ik heel leuk vond, is dat wij een van de eersten zijn geweest die een ladies run georganiseerd hebben. Dat was voor die tijd uniek. En toen Smart op de markt kwam met die autootjes, toen hadden we een Smart-parade van Smart Club Nederland. Ze kwamen met 30-40 verschillende Smartjes en reden dan eerst het parcours af. Dat trok onwijs veel media.

Volgend jaar is de 25ste editie van The Royal Ten. Na de CPC is het de grootste hardloopwedstrijd van Den Haag. Wat is volgens jou het succes van The Royal Ten?

Het is minder massaal dan de CPC en echt een familie-evenement. Je kan er met je kindertjes, opa’s en oma’s naartoe. De CPC is een hele grote loop, dan is het aankomen, starten, lopen, finish, medaille halen en wegwezen. Bij ons is het gezelliger en warmer.

The Royal Ten is warmer. En hoe komt dat denk je?

Er worden bijna geen wedstrijden meer door verenigingen zelf georganiseerd. Alle mensen die bij ons meewerken zijn zelf hardlopers. Zij weten wat wedstrijden lopen is en hoe je het gezellig maakt voor de deelnemers.

En wat maakt The Royal Ten zo leuk voor jou?

Het werken met een hele leuke groep mensen, de vrijwilligers, blokhoofden (dat zijn vrijwilligers met een key-functie) en natuurlijk het bestuur. Op enig moment had je Marcel (den Dulk), Cees (Bol), André (Papilaja) en ikzelf. Wij waren een vier-eenheid. Wij hoefden alleen maar naar elkaar te kijken en je wist al wat er moest gebeuren.
Het was altijd weer een enorme klus om alles voor te bereiden. Maar je haalt er zoveel voldoening uit als de mensen over de finish komen. Als mensen dan naar je toekomen om je te bedanken en zeggen ‘Top geregeld, echt klasse!’, dat geeft een kick. Dat maakt die drie dagen keihard werken om het hele start-finishgebied op te bouwen helemaal de moeite waard.

Rob Krahmer is ondertussen uit het bestuur van The Royal Ten, maar fungeert nog altijd als vraagbaak. Na zijn pensioen staat hij nog regelmatig bij zijn oude zaak ‘DuOOptiek’ in de winkel, waar zijn zoon Mark nu de touwtjes in handen heeft. Als trotse opa geniet hij, samen met zijn vrouw Gerrie, nog het allermeest van hun twee kleinkinderen.

Vera Papilaja